De mislukte poging tot een nationale
omroep.
‘Elke vereniging wil alles verzorgen, van
de preek tot de lunchmuziek en gymnastiek'
Historisch Nieuwsblad, augustus 2005
Hardnekkig hebben de omroepen de
plannen van staatssecretaris Medy van der Laan tegen gehoudem.Opnieuw
is een poging om het omroepbestel ingrijpend te hervormen mislukt. Net
als zestig jaar geleden, toen na de tweede wereldoorlog geprobeerd werd
het verzuilde stelsel te doorbreken. Ook toen kwamen de omroepen
versterkt uit de strijd.
Op 8 mei 1945 komt majoor H.J. van den Broek, de vader van de latere
CDA-minister en EU-commissaris, aan in Hilversum. Hij gaat naar de
AVRO-studio, waar de vier voorzitters van de vooroorlogse omroepen bij
elkaar zijn om de hervatting van hun uitzendingen voor te bereiden. De
majoor sommeert de voorzitters van de AVRO, NCRV, KRO en VARA hun
studio’s te verlaten. Van den Broek is verantwoordelijk voor de
subsectie Radio van het Militair Gezag, dat direct na de bevrijding het
bestuur in Nederland heeft overgenomen. Het lijkt een tafereel uit een
staatsgreep, maar dat is het niet. Van den Broek handelt in opdracht
van de Nederlandse regering. Hij moet een nationale omroep op
poten zetten en heeft met dit krachtige gebaar de oude verzuilde
omroepen buitenspel gezet.
De omroepen, die hun uitzendingen wilden hervatten
alsof er niets gebeurd was, hadden zich tijdens de oorlog niet zo fraai
gedragen. In samenwerking met de bezetter bleven ze uitzenden tot maart
1941. Ze ontsloegen zonder morren hun joodse medewerkers, accepteerden
censuur over hun uitzendingen en lieten NSB’ers toe in hun
personeelsbestand. Als de Duitsers de omroepen in maart 1941 toch
verbieden en de Rijksradio Omroep oprichten, stappen de meeste
werknemers gewoon over.
Vanuit Londen is er inmiddels Radio Oranje. Daar
werken Loe de Jong en de al eerder genoemde H.J. van den Broek. Na de
bevrijding van zuidelijk Nederland vervolgt Van den Broek zijn
uitzendingen bij Philips in Eindhoven onder de naam Radio Herrijzend
Nederland. Bij Radio Oranje en zijn opvolger is geen plaats voor
bloedgroepen en zuilen. Hier leeft de ‘doorbraakgedachte’:
de ambitie om Nederland na de oorlog helemaal anders in te richten.
Niet alleen de politieke partijen, maar ook de omroep moet meer
nationale eenheid uitstralen.
Het radiobestel dat rond 1930 was ontstaan, was een
boegbeeld van de verzuiling. De gereformeerde Gerbrandy, later
oorlogspremier, prees het in 1934 aan als een polderproduct om trots op
te zijn, "opgebouwd op vier groote organisaties, elk
vertegenwoordigend een historisch aanwijsbare geestesstrooming in het
Nederlandsche volksleven en gedragen door achter die organisaties
staande volksgroepen." In Londen maakt dan ook niet
antirevolutionair Gerbrandy, maar vooral koningin Wilhelmina zich
tijdens de oorlog sterk voor een geheel vernieuwd naoorlogs Nederland.
Maar van de oude omroepen is alleen de VPRO voorstander van een
doorgebroken omroep na de oorlog. Vertegenwoordigers van de andere vier
werken vanaf 1943 in een Federatie van Omroepverenigingen samen aan een
restauratie van de zuilen.
Zuivering
De Federatie accepteert in 1944 dat de omroepen na de bevrijding een
tijd onder toezicht van een regeringscommissaris zullen staan. Daarna
willen ze zo snel mogelijk de eigen draad oppakken. Op 5 mei 1945
ontmoeten alle omroepbonzen van de Federatie elkaar om halfnegen
’s morgens bij de KRO-studio. De NSB-portier die het pand bewaakt
is ‘na enige intimidatie’ bereid toegang te verlenen aan
het pluriforme gezelschap. Vervolgens gaan VARA-bons J.B. Broeksz en
AVRO-oprichter Willem Vogt naar de AVRO-studio. In alle gebouwen hangen
ze oranje plakkaten, waarop de vier omroepen de verantwoordelijkheid
claimen ‘voor een hervatting van de uitzendingen in
Nederlandschen geest, zodra de mogelijkheid bestaat’.
De omroepen worden gesteund door een
regeringscommissaris die de regering heeft beloofd toe te zien op de
eerste uitzendingen na de bevrijding. Vanaf 6 mei werken ze
koortsachtig aan de eerste uitzending, maar die komt er niet. Er is
nauwelijks stroom en de Duitsers houden nog altijd het schakelcentrum,
de zogenoemde radiokamer, bezet.
En dan komt daar op 8 mei majoor Van den Broek met
een heel ander mandaat. Hij gooit de omroepbestuurders uit hun eigen
gebouwen, waar ze de nacht willen doorbrengen. De regering is
teruggekomen op het eerdere compromis – uitzenden door de
omroepen onder toezicht – en heeft Van den Broek een duidelijke
instructie gegeven: ‘Het Militair Gezag dient met uitsluiting van
iedere andere organisatie de omroep te verzorgen. Wanneer anderen zich
onverhoopt van een of andere zendinrichting zouden bedienen, dient het
Militair Gezag hiertegen ten strengste op te treden. Met de voormalige
bestuurderen der diverse omroeporganisaties, te weten de AVRO, KRO,
NCRV, VARA en VPRO, zal geen contact worden gezocht noch overleg worden
gepleegd. Zonder aanzien des persoons zal eerst van hoog tot laag de
zuivering worden doorgevoerd.’
Al de volgende dag, op 9 mei, wordt het incident
gesust en krijgen de omroepbonzen weer de beschikking over hun
gebouwen, maar van uitzenden komt het voorlopig niet. Radio Herrijzend
Nederland blijft het hele jaar 1945 de enige omroep in Nederland. De
oude omroepen hebben vier van de negen zetels in een commissie die op
de uitzendingen moet toezien. Net als tijdens de oorlog moeten ze
vechten om te overleven.
Inmiddels is de overgangsregering Schermerhorn-Drees
aangetreden, waarvan premier Schermerhorn zich sterk maakt voor een
blijvende nationale omroep. In de zogenoemde
‘Radio-kwestie’ die nu ontstaat, doen Schermerhorn en zijn
Onderwijsminister Van der Leeuw hun best om de invloed van de oude
omroepen klein te houden. Er wordt lang gedelibereerd over een nieuw
omroepmodel. De hervormde synode kan zich wel vinden in een nationale
radio met een algemeen christelijke inslag, maar de bisschoppen spreken
zich uit voor rechtsherstel van de KRO.
Sabotage
Ondertussen worden de omroepmedewerkers gezuiverd. De omroepen spelen
hierin een slim spel, reconstrueert Dick Verkijk in zijn boek Radio
Hilversum 1940-1945 uit 1974: ze dragen in eerste instantie alleen die
medewerkers voor zuivering voor die tegen een nationale omroep en voor
de oude omroepen zijn. Ongeveer de helft van de voorgedragen mensen
krijgt het ‘certificaat van zuiverheid’ en kan weer aan de
slag. Zo werken de omroepen aan een machtsbasis bij het radiopersoneel.
Deloyale werknemers wachten thuis tevergeefs op een uitnodiging om zich
voor de zuiveringscommissie te verantwoorden.
Ook in de onderhandelingen met de regering tonen de
oude omroepen zich hardnekkig. In een compromis houden ze een
minderheid van de bestuurszetels, maar krijgen ze een vetorecht op alle
uitzendingen die vanaf januari 1946 gemaakt worden onder de naam Radio
Nederland in Overgangstijd. De programma’s worden samengesteld
door de omroepen, de kerken en een ‘nationale’ stichting,
voorloper van de NOS. Verantwoordelijk minister Van der Leeuw spreekt
hoopvol van ‘een stap in de richting van een waarlijk Nederlandse
omroep waarin de nationale verbondenheid zo sterk mogelijk zal
spreken’.
De praktijk pakt anders uit. De omroepen misbruiken
hun veto te pas en te onpas. Ze vormen een gesloten front tegen
initiatieven in de richting van een nationale zender. Er heerst opnieuw
een vijandige sfeer in Hilversum. ‘De grote fout in het huidige
bestel lijkt mij, dat elke vereniging zich op de Radio als geheel werpt
en alles wil verzorgen, van de preek en de mis tot de lunchmuziek en de
gymnastiek. Op die wijze krijgt men vier, vijf, zes omroepen en wordt
de nationale gedachte ten enenmale verloochend,’ verzucht
dezelfde minister Van der Leeuw een paar maanden later.
Het nieuwe kabinet-Beel maakt in 1947 snel een einde
aan het mislukte experiment. De oude omroepen kunnen in een nieuw
gevormde Nederlandse Radio Unie gestaag hun vooroorlogse posities
heroveren. De doorbraak is daarmee ook in Hilversum van de baan. De
nationale omroep blijft verdeeld, ook als de televisie haar intrede
doet en als de luisteraars en kijkers ontzuilen. Er komen zelfs steeds
meer omroepen bij. Sinds 1990 moet de publieke omroep bovendien
opboksen tegen een florerende commerciële concurrentie.
Daarom proberen de omroepen meer samen te werken en
efficiënter en herkenbaarder te programmeren. Maar die
samenwerking is – net als in 1945 – onderwerp van een
voortdurende machtsstrijd. Net als toen zijn de omroepen bedreven in
sabotage of vertragingstactieken. Er komt nu dankzij Medy van der
Laan wat meer centrale sturing, maar in ruil daarvoor worden de
omroepen aangemoedigd om net zoals vroeger vooral de eigen achterban te
gaan bedienen. "Herzuiling" is het nieuwe toverwoord in
Hilversum. Misschien wel -net als zestig jaar geleden- uit
nostalgie bij beleidsmakers naar het veilige en overzichtelijke preken
voor eigen parochie en de kerk in het midden.